Imams in Nederland

Jongeren op het rechte pad houden, de strijd aangaan tegen radicalisering, extremisme en ‘salafistische jihadisten’, afstand nemen van IS, weten wat er in de samenleving speelt, preken in het Nederlands, overlegpartner zijn, emancipatie bevorderen, vertrouwenspersoon zijn, de dialoog aangaan met andere religies en je vooral niet laten leiden door het land van herkomst; er wordt door politiek en media nogal wat gevraagd van de gemiddelde polderimam. Is dat wel realistisch? En belangrijker: strookt het met wat moslims hier van een imam verwachten? Is het niet zo dat (zeker) eerste generatie moslims het vooral belangrijk vinden dat een imam fraai kan reciteren uit de Koran?  

De ervaringen met de vorming van islamitisch kader in Nederland (zie ook islamitisch onderwijs/imamopleidingen) tonen aan dat er zowel binnen ‘de moslimgemeenschap’ zelf als tussen de overheid en die ‘gemeenschap’ verschillende belangen spelen. Die belangen zijn zeker niet per definitie in strijd met elkaar. Relevant blijft daarom de vraag naar wat er zowel ‘van binnenuit’ als ‘van buitenaf’ van een imam wordt verwacht. Misschien nog wel belangrijker is de vraag of de ideeën daarover naar elkaar toegroeien of juist steeds meer van elkaar af komen te staan.

Kerntaken van een imam
Binnen de islam bestaat er anders dan in het christendom geen officiële ‘kerk’. Hoewel de Al-Azhar Universiteit in Egypte fungeert als religieuze autoriteit, ontbreekt het aan een centraal leergezag en imams zijn daar dan ook niet aan verbonden. Ze vervullen evenmin een intermediaire rol tussen mens en God.

De imam is volgens Boender, Amer en de Koning in de soennitische traditie in eerste instantie de man die het rituele gebed in de moskee leidt. Maar hij is ook degene die kennis heeft van heilige teksten en van de wetscholen en kan vanuit die kennis antwoord geven op vragen van gelovigen. Van een islamitisch geleerde wordt vereist dat hij een grondige kennis heeft van de koran en de hadith (de overleveringen van de profeet), en de capaciteit om die voor moslims te vertalen naar de omstandigheden waarin ze leven. In die hoedanigheid is de imam een sleutelfiguur in het overbrengen van de religieuze kennis binnen de traditionele leer. Hij leidt het gebed, geeft de vrijdagpreek, geeft religieuze raad aan gelovigen en treedt op tijdens de levenscyclusrituelen, zoals geboorte, huwelijk en overlijden. In Nederland functioneert hij ook als geestelijke verzorger in ziekenhuizen of gevangenissen.

In de optiek van  historicus en Turkoloog Armand Sağ, is de rol van de imam binnen het Shi'isme veel groter. Zo wordt hij volgens Sağ ook geacht de gelovigen krachtig te leiden in hun strijd voor de islam. Shi'ieten zien in hem een man die de wil van Allah zowel op godsdienstig, sociaal en politiek vlak uitlegt.

Veranderende rol?
Parrallel aan de discussie over imamopleidingen in Nederland, loopt de vraag naar de bredere maatschappelijke rol en functie van de imam. In haar proefschrift ‘Imam in Nederland’ uit 2007, schetst Welmoet Boender onder meer welke veranderingen plaatsvinden in de rol die de eerste en latere generaties moslims in Nederland toedichten aan hun imams. In de diaspora krijgt een imam een veel complexer takenpakket dan in het land van herkomst. Hij heeft niet alleen de traditionele taak van voorganger, maar door het ontbreken van zowel een breed islamitisch intellectueel kader als islamitische instituties ook een rol in het geven van advies en steun bij allerlei sociaal-maatschappelijke kwesties.

Boender: ‘De imam is vermaner. Hij is doorgever van het toegestane en het verbodene dat in zichzelf normerend en verplichtend is….Hij moet de aansluiting tussen de traditionele islamitische voorschriften betekenisvol kunnen duiden in relatie met de context van de moderne Nederlandse samenleving’.  

Voor de latere generaties is die rol volgens haar niet vanzelfsprekend. ‘Onder sterke invloed van moderne communicatiemiddelen waarin transnationale netwerken zich stevig laten horen, nemen zij kennis van een veel breder religieus discours dan in de traditionele migrantenmoskee wordt verkondigd’, stelt Boender. Die ontwikkeling wordt bevestigd door de Duitse antropologe Carmen Becker: ‘De nieuwe technologische, meertalige omgeving van het internet zal in haar optiek moslims ertoe aanmoedigen om hun eigen oordeel te vormen over de juiste interpretatie van de bronnen’. Dit proces wordt in Nederland versterkt doordat de identiteitszoektocht van veel moslimjongeren na 9/11 steeds vaker uitkomt bij een islam die is ontdaan van allerlei culturele invloeden. Belangrijk voorbeeld daarvan is het salafisme.

Als de voortrekkers van de bestaande islamitische instituties in Nederland (meer strikt) praktiserende jongeren willen bereiken, zullen zij zich meer open moeten stellen voor hun behoeftes, door hen een plek en podium te bieden om vorm te geven aan hun religieusmaatschappelijke ontwikkeling. Dat gebeurt nu nog te weinig. Sommige salafistische centra voorzien tot op bepaalde hoogte in die vraag, maar een belangrijk deel van deze jongeren haalt vooral informatie via forums en sites of van imams die uit Europa, landen van herkomst of het hartland van de islam komen invliegen. De boodschap van veel van deze (internet)imams verhoudt zich lang niet altijd makkelijk met de waarden die door de Nederlandse overheid als onze ‘kernwaarden’ worden beschouwd. Hoewel deze imams kwetsende uitspraken kunnen doen over homoseksualiteit of minderheidsgroepen, ze pleiten voor gruwelijke straffen bij overspel of publiekelijk begrip opbrengen voor gruweldaden van gewelddadige islamitische extremisten, blijkt het in de praktijk moeilijk om deze opruiende predikers (ook wel bekend als ‘haatimams’) een visum te weigeren en vallen hun uitspraken in de (rechtelijke) praktijk meestal onder de vrijheid van meningsuiting.  

Zie ook deze uitzending van de Moslim Omroep​. 

Imams en integratie
Vanaf het moment dat onder andere door gezinshereniging de migratie blijvend van aard werd, heeft de Nederlandse overheid de rol en functie van de imam verbonden aan haar integratiebeleid. Aanvankelijk werd religie als essentiële factor voor de emancipatie en integratie van moslims in de samenleving beschouwd. De imam kreeg naast een religieuze ook een sociaal-culturele functie toebedeeld, omdat hij de continuïteit van de culturele en religieuze tradities uit de herkomstlanden van moslimmigranten kon waarborgen. Die benadering paste in een beleid dat gericht was op behoud dan wel erkenning van de eigen taal en cultuur.

Begin jaren ’90 veranderde de politieke opvatting over de rol van de imam. In de publieke discussie over integratie werd de individuele verantwoordelijkheid van migranten centraal gesteld. De islam werd steeds vaker juist als belemmering voor de integratie van moslims gezien, wat direct zijn weerslag had op de publieke houding ten aanzien van imams. Immers, het beeld bestond dat imams in Nederland zelf onvoldoende ingeburgerd waren, omdat zij niet of nauwelijks Nederlands spraken en in onvoldoende mate de Nederlandse normen en waarden deelden.

Tegelijkertijd werden imams ook gezien als potentiële oplossing voor de integratieproblemen van moslims in Nederland en als buffer tegen extremisme en radicalisering onder moslimjongeren. Steeds luider werd daardoor de roep om hier opgeleide en gevormde islamitische voorgangers (zie imamopleidingen), die vooral veel zoekende jongeren zouden kunnen bedienen. Daarbij ging het in veel gevallen om reborn (tijdelijk van het ‘juiste pad’ afgeraakte) en newborn (bekeerlingen) moslims, die vatbaar waren voor radicaal en soms zelfs extremistisch gedachtengoed.  

Buffer tegen radicalisering en extremisme
Steeds vaker wordt de imam een rol toegedicht om jongeren op het rechte pad te houden. Ook bij sommige politici gaan de handen op elkaar voor goede religieuze vorming door imams van kinderen in de moskee of daaraan gelieerde organisaties. Imams kunnen jongeren helpen weerbaar te maken tegen radicaal en extremistisch gedachtegoed zei minister Lodewijk Asscher, zelfs als zij hun leerlingen wat ouderwets de religieuze dogma's uit het hoofd laten leren, voegde kamerlid Ahmed Marcouch (PvdA) daar aan toe. Beiden pleiten in het verlengde daarvan voor meer polderimams. Met het uitblijven van een goed draaiende (erkende) imamopleiding in Nederland wil Asscher - anders dan de VVD - eerst Nederlandse taal- en maatschappijcursussen gaan aanbieden aan imams die worden geïmporteerd uit de herkomstlanden - net als de pendelimams uit Turkije - voordat ze naar ons land komen. Overigens heeft Diyanet daar naar eigen zeggen de afgelopen jaren zelf al flink in geïnvesteerd (zie imamopleidingen).

Het is twijfelachtig of met goede religieuze vorming (door een combinatie van het trainen van importimams en een opleiding hier) de strijd tegen het draagvlak voor extremistisch gedachtengoed onder jonge moslims in Nederland valt te winnen. Een belangrijk vraag daarbij lijkt ons vooral te zijn hoe groot dat draagvlak voor extremistisch gedachtengoed daadwerkelijk is. ‘Jihadisten vallen op. Daardoor lijkt het alsof ze vreedzame geluiden overstemmen’, zei Martijn de Koning daarover. Waar het wat hem betreft vooral aan ontbreekt, is een gecoördineerd, gezamenlijk tegengeluid vanuit de moskeeën. Dat zou volgens hem stevig genoeg kunnen zijn om de jihadisten in de marge te drukken.

Extremisten pakken inderdaad veel speelruimte door hun pamfletten in het Nederlands te verspreiden en door zeer actief te zijn op het internet (zoals website De Ware religie; inmiddels verwijderd) en andere sociale media. Steeds vaker gaan ook binnen de ‘moslimgemeenschap’ zelf geluiden op om daar tegenwicht aan te bieden.

Actief in dat debat is Ibrahim Wijbenga. Hij vindt - anders dan De Koning - dat salafistische imams en moskeeën die wel bezocht worden door Jihadisten het laten afweten, omdat ze, los van hun taalproblemen,  door hun kennis van de orthodoxie, in staat zouden moeten zijn het extremisme in het defensief te drukken en te marginaliseren. De Koning wijst echter op de politieke en religieuze verdeeldheid binnen het salafisme. Hoewel de meeste tegen IS zijn, steunen veel van hen wel het gewapende verzet tegen Bashar al-Assad, sommigen ook dat van Jabhat Al Nusra. Salafistische imams, zegt De Koning, hebben allemaal hun eigen agenda en er bestaat een grote onderlinge concurrentie.

Wijbenga schets overigens een zeer negatief beeld over imams in Nederland. Hij noemt hen in een opiniestuk in het Parool ‘doorgaans ongekwalificeerde types, die zich in wolken van retoriek hullen…. Goed voor de armen van geest, maar niet voor mensen die hun hersens gebruiken en zelf stelling nemen’. Wijbenga vindt dat ze veel steken laten vallen.  ‘Bekeerlingen worden doorgaans aan hun lot overgelaten, ouders van Jihadgangers niet gesteund en imams die worden bedreigd door jihadsympathisanten, horen nauwelijks iets van hun collega's’, stelt hij.

Het is (zeer) de vraag of Wijbenga hiermee voldoende recht doet aan de inspanningen die vanuit diverse moskeeën wordt ondernomen om jongeren van alternatieven te voorzien. Wel is het een belangrijke uitdaging om in een open debat meer duidelijkheid te krijgen over wat er door verschillende belanghebbenden verwacht wordt van een (toekomstige) imam in Nederland.

Toekomst
Boender concludeerde in haar proefschrift dat we geen al te hoge verwachtingen moeten hebben van de rol die imams kunnen vervullen op thema’s als integratie en veiligheid. Jongeren, maar ook vrouwen hebben steeds meer behoefte aan nieuwe vormen van onderwijs, aan nieuwe vormen van communicatie. Daar is divers geschoold en intellectueel ingesteld islamitisch kader voor nodig. Boender: ‘Een gevarieerd, specialistisch opgeleid religieus kader zoals dat in islamitische landen en traditie gebruikelijk is, heeft zich in Nederland echter nog nauwelijks ontwikkeld’. Daar moet verandering in komen. En hoewel de moskee-imam volgens Boender belangrijk blijft als autoriteit om de islam als referentiekader in tijd en ruimte uit te leggen en te interpreteren, moet om ook aan de verwachtingen van nieuwe generaties te voldoen meer in dat brede kader worden geïnvesteerd.  

Of die visie binnen 'de molsimgemeenschap' breed gedeeld wordt is voor ons (nog) niet duidelijk. Polderislam gaat daarom de komende maanden vragen aan moskeebestuurders, imams, ouderen, jongeren, vrouwen, de overheid en anderen hoe zij de (toekomstige) rol van de imam zien.

Imams in Nederland op youtube: hier

De achtergrondartikelen op deze site zijn geschreven door Roemer van Oordt en Ewoud Butter. De informatie op deze site is 'work-in-progress' en wordt geregeld aangevuld en indien nodig gecorrigeerd. Heeft u opmerkingen of aanvullingen, mail deze dan naar info@polderislam.nl
Laatste wijziging: 9 september 2015

 

Delen:


Gerelateeerde nieuwsberichten: