Eind 20e eeuw: Rushdie, Rasoel, de Eerste Golfoorlog, Bolkestein, Willy Claes en Fortuyn

1989: Fatwa van Khomeiny tegen Salman Rushdie

Op 14 februari 1989 vaardigt ayatollah Khomeini, politiek en geestelijk leider van Iran, een fatwa uit tegen schrijver Salman Rushdie naar aanleiding van zijn roman The Satanic Verses, waarin de profeet Mohammed wordt neergezet als een man die bezwijkt voor aardse genoegens. Bovendien krijgt hij de naam ‘Mahound’ een scheldnaam en wordt een erotisch beeld geschetst van Mekka, waarin vrouwen met de namen van de vrouwen van de profeet in een bordeel werkzaam zijn.

De fatwa van Khomeiny en het voornemen het boek in het Nederlands te laten vertalen, leiden tot reacties van Nederlandse moslims. Woordvoerders van islamitische organisaties wijzen het boek en de vertaling weliswaar af, maar distantiëren zich ook van Khomeiny’s moordoproep. Hoofdredacteur Martin van Amerongen van De Groene Amsterdammer merkt op: ‘De reacties uit de Nederlandse moslimgemeenschap zijn veel gematigder dan elders. Er wordt hier niet met messen, noch met krissen gezwaaid.’ (Volkskrant, 21/2/89)

Op 3 en 4 maart nemen een paar honderd, voornamelijk Pakistaanse moslims, deel aan demonstraties in Den Haag en Rotterdam, waarbij een pop wordt verbrand en een spandoek ‘Dood aan Rushdie’ zichtbaar is. In een column in NRC-Handelsblad schrijft Gerrit Komrij vervolgens:

‘Als één ding duidelijk wordt, nu duizenden mohammedanen schreeuwend en tierend de straat op gaan, dan is het wel het volkomen echec van het multi-raciaal, multi-cultureel beleid dat door de politiek altijd zo werd aangeprezen. (...) De moslimgemeenschap trekt en masse door de straten, met woeste kreten als ‘Rushdie dood, Allah groot’ (...) en in het hart van onze steden woeden, onder politiebegeleiding, krachten die tarten wat ons heilig is of althans behoorde te zijn.’ (..)  ‘We hebben ze als stakkers verwend, en we krijgen ze als wolven terug.’ (NRC 8/3/89).

Journalist Bart Top schrijft hierover: "Het is wellicht voor het eerst dat in een Nederlands kwaliteitsmedium zo heftig het perspectief van ‘wij-Nederlanders’ tegenover dat van ‘zij-moslims’ neergezet wordt."

Er volgt een debat in de Tweede Kamer nadat minister Korthals Altes (VVD) van Justitie laat weten het boek te laten onderzoeken op ‘smadelijke godslastering’ en kamervragen van VVD’er Wiebenga naar aanleiding van de spandoeken ‘Dood aan Rushdie’.

Minister van Binnenlandse Zaken Van Dijk ontbiedt moslimsorganisaties bij zich waarin hij laat weten dat kreten als “Rushdie moet dood” en popverbrandingen in Nederland echt niet kunnen. ‘Die demonstraties waren een “eye-opener”. We kregen in de gaten dat dit muisje een staartje zou kunnen hebben, namelijk toenemende spanningen in Nederland. Dat leidde er bij mij toe: “Ik kan proberen de leiders van de moslims bij elkaar te halen en erover te praten”. Niet in beschuldigende zin, maar uitleggen hoe Nederland op grond van de grondwet omgaat met deze zaken’, zo zei Van Dijk later. Tijdens de gesprekken kregen de islamitische organisaties volgens de auteurs van Nederland en zijn Islam (Rath, Penninx, Groenendijk, Meijer, 1996, pp 72-73) drie boodschappen: ‘U houdt zich aan de wet’, ‘u heeft alle ruimte om binnen de wet van uw mening blijk te geven’ en ‘wanneer anderen u belemmeren in uw recht dan vindt u de schutspatroon aan uw zijde’

1990: Eerste Golfoorlog

Nadat Irak op 2 augustus 1990 Koeweit was binnen gevallen en veroordeeld door de Veiligheidsraad, besloten de Verenigde Staten onder leiding van president George Bush troepen naar Saoedi-Arabië te sturen, ook om een eventuele inval in dat land te voorkomen. Vervolgens werd op 16 januari 1991 onder leiding van de VS de operatie Desert Storm gestart om Koeweit te bevrijden. Verschillende landen, waaronder Saoedi-Arabie, Egypte, Syrië, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, namen deel aan deze coalitie. De stationering van Amerikaanse troepen op het heilige Saoedische grondgebied, leidde voornamelijk in de Arabische wereld tot protesten van en in sommige gevallen gewelddadig verzet en terrorisme van politiek georiënteerde salafisten.

Aan de vooravond van het uitbreken van de Eerste Golfoorlog riep de minister de grootste islamitische organisaties bij elkaar ‘ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen’ (Rath, Penninx e.a., 1996). Door de Golfoorlog in 1990 realiseerde brede lagen in de samenleving zich dat er inmiddels een omvangrijke groep moslims in Nederland woonde (ibidem, 30). Voor diverse moslims in Nederland was het de eerste keer dat zij door niet-moslims geregeld op hun islamitische identiteit werden aangesproken.

1990: Mohamed Rasoel

In 1990 werd De ondergang van Nederland - land van naïeve dwazen gepubliceerd.

Het boek was geschreven door Mohamed Rasoel. Deze voorspelde dat Nederlanders hun eigen cultuur zullen opofferen om de islamcultuur te beschermen. Uiteindelijk zullen moslims volgens Rasoel steeds meer hun regels opleggen aan de Nederlanders.
Volgens taalwetenschapper Teun van Dijk zou Rasoel een pseudoniem van Gerrit Komrij zijn geweest. Dit werd door Komrij stellig ontkend. Anderen hielden het er op dat Rasoel het pseudoniem was van een Pakistaanse varieté artiest.

1991: Frits Bolkestein

Frits Bolkestein hield tijdens de Liberale Internationale op 6 september 1991 een toespraak in het Zwitserse Luzern met de titel ‘On the collapse of the Soviet Union’. Behalve over de Sovjet-Unie, sprak de VVD-leider ook over het Nederlandse immigratie- en integratiebeleid in Nederland. Dat laatste onderdeel van zijn speech verscheen als opinieartikel in de Volkskrant. Integratie is goed, stelde Bolkestein, maar welke cultuur moet daarbij de leidraad zijn: die van de niet-islamitische meerderheid of die van een moslimminderheid? Volgens Bolkestein moesten de waarden van de Europese beschaving, waaronder liberalisme, rationalisme, humanisme en christendom leidend zijn. Een beschaving die deze waarden in ere houdt, staat volgens Bolkestein hoger dan een beschaving die dat niet doet. Zo worden ‘in de wereld van de islam’ deze universele waarden geregeld veronachtzaamd. Hij hekelde in dit verband de fatwa tegen Rushdie, de discriminatie van homoseksuelen en de positie van vrouwen in de wereld van de islam.

Bolkestein kreeg een storm van kritiek en een aanklacht vanwege discriminatie. Hij zou negatieve gevoelens ten opzichte van minderheden aanwakkeren en inspelen op onderbuikgevoelens.
Bolkestein steunde het initiatief voor de oprichting van een Bijzondere Leerstoel Islam die werd bekleed door professor Mohammed Arkoun. Dit leidde tot twee publicaties: samen met Arkoun schreef Bolkestein Islam en de democratie; een ontmoeting (1994). Ook portreteerde Bolkestein in Moslim in de Polder (1997) zeven Nederlandse moslims (Jan Beerenhout, Driss el Boujoufi, Üzeyir Kabaktepe, Ali Lazrak, Frank Niamut, Berna Yilmaz en Fadime Örgü). In de 21e eeuw liet Bolkestein zich nog met regelmaat horen in het debat over de islam in Nederland.

1995: Willy Claes

In februari 1995 waarschuwt de Belgische de secretaris-generaal van de NAVO  Willy Claes in een interview met de Süddeutsche Zeitung voor (islamitisch)  fundamentalisme: 'Het fundamentalisme is net zo gevaarlijk als het communisme was'. Het islamitisch fundamentalisme is volgens Claes 'de grootste uitdaging waarmee het Westen sinds het einde van de Koude Oorlog wordt geconfronteerd'.

De uitlatingen van Claes leiden niet alleen tot commotie onder Nederlandse moslims, maar worden ook bekritiseerd door NAVO-bondgenoten. De uiteindelijke officiële reactie van de NAVO was, dat Claes louter een persoonlijk standpunt had weergegeven en geen NAVO-standpunt.

1996- 2002 Pim Fortuyn

In 1996 publiceert socioloog Pim Fortuyn het boek ‘Tegen de islamisering van onze cultuur’. Fortuyn neemt in dit boek stelling tegen cultuurrelativisme. Nederlanders zijn volgens hem niet geïnteresseerd in het eigen culturele erfgoed, kennen de vaderlandse geschiedenis slecht  en zijn niet meer bereid om de verworvenheden van de Nederlandse cultuur te verdedigen. Andere culturen, waaronder de (fundamentalistische) islam dragen hun erfgoed wel krachtig uit,en daardoor zou de islam een bedreiging zijn voor Nederlandse verworvenheden zoals de scheiding van kerk en staat, de gelijke omgang tussen de seksen, de vrijheid van homoseksuelen en de gelijkwaardigheid van kinderen en volwassenen.

Fortuyn maakt zich zorgen over de opkomst van het islamitisch fundamentalisme, maar plaatst ook kanttekeningen bij liberale varianten van de islam. Nieuwkomers moeten zich volgens Fortuyn aanpassen aan de essentiële waarden van Nederland. Zo niet, dan zijn ze niet welkom. Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat islamitische Nederlanders en masse en uitzichtloos in de onderklasse blijven. De beste bestrijding van fundamentalisme is namelijk volgens Fortuyn het breken van de gedepriveerde sociaal-economische positie van duidelijk te onderscheiden groepen. Het boek van Fortuyn leidde tot een storm van kritiek en een geruchtmakend debat met columnist Marcel van Dam.

 

Politieke ambities

Fortuyn liet in 2001 weten politieke ambities te hebben en maakte ​van de islam een belangrijk onderwerp waarmee hij zich profileerde. Zo verklaarde hij in augustus 2001 in het Rotterdams Dagblad: "Ik ben ook voor een ‘koude oorlog’ met de islam. De islam zie ik als een buitengewone bedreiging, als een ons vijandige samenleving."

Op 1 september van dat jaar zei hij in Elsevier:

"‘Je moet de moskeeën zien als mantelorganisaties. Dat betekent: controleren wat daar wordt gezegd. Een fundamentalist die roept dat onze vrouwen hoeren zijn en homo’s minder dan varkens is aan de beurt. Dan moet er worden opgetreden. Punt. De CPN is in Nederland nooit verboden, maar de BVD infiltreerde wel. Zo hoort het. Goed kijken wat er gebeurt. (..) . In de moskeeën worden martelaars gefokt.”

En tijdens een interview met de Volkskrant op 9 februari 2002 stelde hij, toen nog als lijsttrekker van Leefbaar Nederland, over de islam:

"Ik háát de islam niet. Ik vind het een áchterlijke cultúúr", "Overal waar de islam de baas is, is het gewoon verschrikkelijk" en: "Als ik het juridisch rond zou kunnen krijgen, dan zou ik gewoon zeggen: er komt geen islamiet meer binnen".

Fortuyn werd uit Leefbaar Nederland gezet en richtte zijn eigen partij, de Lijst Pim Fortuyn (LPF), op. Fortuyns populariteit groeide snel. Diverse media en politici noemden Fortuyn extreemrechts en vergeleken hem met politici als Mussolini, Le Pen en Haider. Ook werd geregeld de vergelijking gemaakt met de opkomst van het nazisme en fascisme in de jaren '30 van de vorige eeuw. 

Fortuyn waarschuwde voor deze vergelijkingen die hij demonisering noemde. In het tv-programma Jensen waarschuwde hij: "Als mij iets overkomt, dan zijn zij medeverantwoordelijk. Dit moet ophouden! Het demoniseren moet stoppen!"

Op 6 mei 2002 werd hij vermoord. Niet door een moslim, maar door Volkert van de Graaf, een milieu-activist. De LPF haalde ruim een week na de moord op Fortuyn 26 zetels en vormde met CDA en VVD het eerste kabinet Balkenende. Dit kabinet kwam na een half jaar, begin 2003 weer ten val, vooral door perikelen binnen de LPF. Bij de daaropvolgende verkiezingen haalde de LPF nog 8 zetels, in 2006 behaalde de partij geen enkele zetel meer en hief zichzelf op.   

Zie ook:

 

De informatie op deze site is 'work-in-progress' en wordt geregeld aangevuld en indien nodig gecorrigeerd. Heeft u opmerkingen of aanvullingen, mail deze dan naar info@polderislam.nl
Laatste wijziging: 7 september 2015

Delen:


Gerelateeerde nieuwsberichten: