Islamitische koepelorganisaties en contactorganen

 

Inleiding

In Nederland zijn honderden islamitische organisaties actief. Moskeeën maken daarvan het leeuwendeel uit, gevolgd door georganiseerde verbanden op het gebied van onderwijs, zorg en liefdadigheid. De door de islam geïnspireerde organisaties pakken sinds de jaren negentig hun maatschappelijke taak steeds breder op, vaak uitgevoerd door daarvoor speciaal opgerichte, direct aan een moskee gelieerde stichtingen of verenigingen. 

Nederlandse moslims hebben niet alleen op religieus-cultureel, maar ook op sociaal-maatschappelijk terrein behoeftes aan religieus geinspireerde zorg- en welzijnsorganisaties. Die behoefte nam verder tot in de jaren '90, toen seculiere migrantenorganisaties die juist op maatschappelijk vlak de ‘migrantenagenda’ decennialang  hadden gedomineerd, aan kracht en invloed verloren door teruglopende achterbannen en afnemende subsidies.

Wij gaan de komende periode aan de hand van literatuuronderzoek én interviews steeds meer en uitgebreidere achtergrondinformatie verstrekken over de landelijke moskeekoepelorganisaties van Turken, Marokkanen en Surinamers, waarover hieronder al een eerste aanzet. Later volgen ook beschrijvingen van de regionaal georganiseerde verbanden, die van de kleinere moslimgemeenschappen en van islamitische vluchtelingenorganisaties en bekeerlingen. 


Structuur: contactorganen en koepels


Veel Nederlandse islamitische organisaties - in het bijzonder moskeeën - zijn aangesloten bij koepelorganisaties. Er bestaan landelijke koepels en regionale koepels. Landelijke koepels zijn vaak langs etnische en religieuze lijnen georganiseerd. Lokale koepels kunnen ook samenwerkingsverbanden zijn van islamitische organisaties van verschillende etnische en religieuze signatuur. 

De grote diversiteit binnen 'de moslimgemeenschap' had tot gevolg dat het lastig bleek om tot een door de overheid gewenst representatief vertegenwoordigend orgaan te komen. Tekenend daarvoor was bijvoorbeeld de ondelinge rivaliteit in de jaren negentig tussen de Islamitische Raad Nederland (IRN) en de Nederlandse Moslimraad (NMR), op alle denkbare institutionele en organisatorische terreinen. In de periode daarvoor was de Federatie van Moslimorganisaties in Nederland (MON) beeldbepalend geweest.

Met de erkenning van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Contactgroep Islam (CGI) als formele gesprekspartners voor de overheid in 2004 en 2005, leek die strijd onverminderd door te gaan. Toen in de jaren daarna steeds meer koepelorganisaties zich snel daarna verbonden aan het CMO en het CGI minder zichtbaar werd, leek de broedertwist - in ieder geval aan de oppervlakte - enigszins bekoeld. Maar de discussie over zendtijd voor moslims (zie omroepen), maakte duidelijk dat er nog altijd sprake is van rivaliteit. 


CMO


Via het CMO heeft de Nederlandse overheid vanuit de verzuilingstraditie een groot aantal zaken kunnen regelen die van belang zijn voor integratie, emancipatie, godsdienstvrijheid en gelijke behandeling van de Nederlandse moslimgemeenschap. Voor de moslimorganisaties was het orgaan nodig voor collectieve belangenbehartiging en projectontwikkeling.

In het CMO zijn op dit moment twaalf islamitische koepelorganisaties vertegenwoordigd, die voornamelijk bestaan uit moskeeën. In eerste instantie sloten de grote soennitische organisaties met Turkse, Marokkaanse en Surinaamse roots zich aan. In een later stadium volgden onder meer de Bosnische moskeeën in Nederland, de Overkoepelende Sjiitische Vereniging en een organisatie voor bekeerlingen (Landelijk PLatform Nieuwe Moslims). Iedere koepelorganisatie richt zich op de eigen achterban die zij in het CMO bestuur vertegenwoordigt. Het CMO representeert volgens onderzoek dat de overheid liet uitvoeren 380 (meer dan 80%) van de Nederlandse moskeeën en naar schatting 560.000 moslims.

Na een aantal jaren van interne diplomatie startte het CMO in 2004 als bestuurlijke organisatie met twee primaire taakstellingen. De eerste was de belangenbehartiging van de moslimachterban op het gebied van integratie en emancipatie. Daarvoor trad het CMO in periodiek overleg met de overheid, bijvoorbeeld over radicalisering van moslimjongeren, ritueel slachten, islamofobie en huwelijksdwang. De andere taak was die van ‘Zendende Instantie’, noodzakelijk voor het verwezenlijken van de wettelijke mogelijkheden om geestelijke verzorgers voor gevangenissen, ziekenhuizen en de krijgsmacht aan te stellen bij de overheid, voor zendtijdverlening aan moslimorganisaties en voor het verzorgen van godsdienstonderwijs op openbare scholen.

De lid-organisaties van het CMO (bron: CMO website, momenteel offline)

Islamitische Stichting Nederland (ISN), de organisatie binnen het Diyanet-netwerk die gaat over het moskeebeleid van 144 moskeeën voor en door moslims van Turkse afkomst.

Turks Islamitische Culturele Federatie (TICF), dit is de organisatie binnen het Diyanet-netwerk (144 moskeeën) die gaat over de ontplooiing van sociaal culturele activiteiten vooral voor en door moslims van Turkse afkomst.

Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN), een moskeekoepel voor 46 moskeeën vooral voor en door moslims van Turkse afkomst.

Nederlandse Islamitische Federatie (NIF), ook bekend als Milli Görüs Zuid Nederland is een moskeekoepel voor 19 islamitische organisaties, waarvan 17 moskeeën, vooral voor en door moslims van Turkse afkomst.

Milli Görüs Nederland (MGN), ook bekend als Milli Görüs Noord Nederland is een moskeekoepel voor 22 moskeeën voor en door moslims van Turkse afkomst.

Turkse Federatie Nederland (TFN), 21 organisaties waarvan 16 moskeeën voor en door moslims van voornamelijk Turkse afkomst.

Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties Nederland (UMMON), 90 aangesloten moskeeorganisaties voor en door moslims van voornamelijk Marokkaanse afkomst.

World Islamic Mission (WIM) heeft zijn wortels in Pakistan en  is sterk vertegenwoordigd in het Verenigd Koninkrijk. In Nederland telt de koepelorganisatie meer dan 40 islamitische organisaties waaronder moskeeën die vooral worden gerund en bezocht door  Surinaamse en Pakistaanse moslims.

Overkoepelende Shi'ietische Vereniging (OSV) vertegenwoordigt een netwerk van een dertigtal sociaal culturele organisaties vooral voor en door moslims van Irakese en Iranese afkomst.

Islamitische Vereniging voor Bosniaks in Nederland (IVBN), een vereniging en netwerk van verschillende islamitische organisaties waarvan 10 moskeeën voor en door moslims van Bosnische afkomst.

Nederlandse Islamitische Raad (NIR), bestaat uit 5 moskeeën voor en door moslims van voornamelijk Marokkaanse afkomst en een vijftal islamitische jongerenorganisaties.

Landelijk Platform Nieuwe Moslims (LPNM), een vereniging/landelijk netwerk van nieuwe moslims in Nederland.

Daarnaast zijn er diverse andere koepels die niet bij het CMO zijn aangesloten, waaronder de  RMMN en HAk-Der (zie onder).


Turks-islamitische (koepel)organisaties


De Turks-islamitische  ‘gemeenschap’ in Nederland heeft een hoge en diverse organisatiegraad, die nog altijd gelijkenissen vertoont met de politiek-religieuze structuren en verhoudingen in het land van herkomst. Het organisatorische spectrum weerspiegelt tot op zekere hoogte en in steeds mindere mate de strijd tussen de decennialang heersende seculiere stromingen en de islamitische oppositie in Turkije, die in de West-Europese migratielanden tot ontwikkeling kwam. In West-Europa opgezette organisaties brachten vanaf begin jaren ’70 een belangrijk deel van de financiële middelen voor de strijd in Turkije bijeen. De Turkse overheid begon ruim een decennium later op haar beurt te investeren in eigen structuren in Europa om aan de snel groeiende infrastructuur van de oppositie tegenwicht te bieden.

Het was een herhaling van de strijd in Turkije zelf, waar in de loop van de jaren ’20 een parallelle structuur ontstond, die de islam probeerde te beschermen tegen de verschraalde ‘officiële’ staatsvorm die de seculiere Kemal Atatürk wilde doorvoeren. Om die onafhankelijke, oppositionele kracht van de islam in de samenleving te voorkomen, werd het Directoraat van  Godsdienstzaken (Diyanet) opgericht, dat alle imams en moskeepredikers in dienst nam en decennialang de inhoud van de vrijdagspreek bepaalde.

Het gaat in die onderlinge strijd tussen Turkse religieuze stromingen niet zozeer om religieus inhoudelijke verschillen maar veel meer om de rol en plaats van religie binnen de staat. Zowel aanhangers van de staatislam, als van de grootste oppositionele religieuze bewegingen, de Milli Görüs, de Süleymanci en de Nurcu (waaronder de bekende Gülenbeweging) zijn immers soennieten van de hanafietische rechtsschool. Ook de Turkse Federatie Nederland, waarvan meerdere organsiaties nauwe banden zouden hebben met de ultra-nationalistische MHP (Grijze Wolven) verschilt niet in religieus opzicht. Dat geldt wel voor de kleine Azeri-gemeenschap (12-er Shi’ieten) en de veel omvangrijkere groep alevieten. Deze religieuze shi ‘itische minderheid, met liberale opvattingen over de religieuze leer en praktijk, stelt dat Diyanet zowel in Turkije als hier alleen ruimte laat voor de soennitische islam en alevieten dus niet erkent als religieuze minderheid. De alevieten hebben in Nederland de koepelorganisatie HAK-DER opgericht, waaraan momenteel 21 organsaties zijn verbonden.

Over de invloed van de politieke ontwikkelingen in Turkije op de organisatievorming van arbeidsmigranten en politieke vluchtelingen in Nederland zijn boeken vol geschreven.  Generaliserend kan worden gesteld dat de verhoudingen in Turkije en in Nederland tussen Diyanet, Milli Görüs en de Süleymanci door de invloed van - eerst premier en later president - Erdogan (afkomstig uit de Miili Görüs-hoek) minder gepolitiseerd zijn, terwijl de relatie tussen Diyanet en de Hizmet- of Gülenbeweging op een historisch dieptepunt is beland. Ook de interactie tussen Diyanet en de Koerdische organsiaties in Nederland wordt sterk bepaald door ontwikkelingen aan het thuisfront. Polderislam zal daar de komende periode veel aandacht aan gaan besteden. Vooralsnog verwijzen wij naar een relevante en recente (literatuur)studie van Thijl Sunier en Nico Landman.

De organsatiestructuren, de onderlinge verhoudingen en de relatie met en invloed van het land van herkomst van de Turkse koepelorganisaties zijn de afgelopen jaren voortdurend in beweging. Polderislam gaat de komende maanden hierover met de koepels in gesprek.
 

Marokkaans-islamitische organisaties


De Marokkaanse islamitische organisatievorming in Nederland heeft weinig gelijkenis met die van de Turken. Niet alleen zijn de verbanden minder hiërarchisch en losser, ze zijn ook veel meer fluïde. Ook hebben de organisaties hier in de meeste gevallen minder directe banden met het land van herkomst. Hoewel de Marokkaanse overheid zich graag bemoeit met de Marokkaanse diaspora, vallen de bemoeienissen vanuit Rabat in het niet bij de direct zichtbare en voelbare invloed van Diyanet; de 'Lange arm uit Ankara'. 

In het begin van de migratie was er via de zogenoemde Amicales nog een ferme greep op het wel en wee van ‘de Marokkaanse onderdanen in den vreemde’ en hun organisaties. Er werden regelmatig pogingen gedaan om in die structuren te infiltreren. Zeker na de dood van Hassan II - de belichaming van die politiek - in 1999, zijn onder zijn zoon Mohamed de verhoudingen zowel in Marokko als binnen de ‘gemeenschappen’ in de migratielanden minder gepolitiseerd.

De Marokkaans-islamitische ‘gemeenschap’ kent weinig landelijk opererende (koepel)organisaties. De belangrijkste vertegenwoordiger is de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON). Deze koepelorganisatie werd officieel opgericht in 1982, maar was al actief vanaf 1977. Bij de koepel zijn naar eigen zeggen ongeveer 90 Marokkaanse moskeeën aangesloten. De organisatie weet zelf als geen ander dat in de praktijk de verbondenheid van de afzonderlijke moskeeën bij de UMMON sterk blijkt te variëren. Aan de ene kant heeft dat te maken met de weinig hiërarchische en losse organisatiestructuur binnen 'de Marokkaanse gemeenschap'. Anderzijds draait het om het belang dat de organisaties denken te kunnen hebben bij ‘lidmaatschap’ van de UMMON. Oneerbiediger gesteld; als er wat te halen valt zijn er meer moskeeën van de partij dan wanneer dat niet zo is. Zo wordt de meerwaarde van de UMMON erkend bij zaken als inzamelingsacties, de coördinatie van de komst uit Marokko van imams tijdens de Ramadan en onderhandelingen met de overheid over onder meer zendtijd en geestelijke verzorging. Wat als een paal boven water staat is dat de UMMON al sinds jaar en dag goede contacten onderhoud met de nationale overheid en die in Marokko.

Deze contacten en banden met het land van herkomst werden vanaf eind jaren ‘70 tot begin jaren ‘90 ernstig geproblematiseerd. Vooral door links georiënteerde organisaties en personen - waaronder het Komitee Marokkaanse Arbeiders Nederland (KMAN) en voormalig wethouder en Tweede Kamerlid voor GroenLinks Mohamed Rabbae - werd de UMMON er van beticht een verlengstuk te zijn van het regime van koning Hassan II. De aantijgingen zijn overigens nooit (hard) bewezen, ondanks pogingen daartoe van Rabbae in 'Na de Amicales nu de UMMON', uit 1992. Daarna zijn de onderlinge verhoudingen genormaliseerd en werden soms zelfs hartelijk.

DE UMMON heeft een belangrijke positie binnen het CMO, dat wordt gedomineerd door koepelorganisaties met een Turkse signatuur. Vanuit die rol hebben ze de belangenbehartiging van 'de Marokkaanse gemeenchap' riichting de overheid op zich genomen. Niet iedereen herkent zich daar in. ​

Naast de UMMON treedt de laatste tijd vooral de Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland (RMMN) regelmatig in de publiciteit. De RMMN is een samenwerkingsverband van enkele regionale Marokkaans-islamitische koepelorganisatie dat in 2006 werd opgericht. In de eerste jaren waren daar in ieder geval de Unie van Marokkaanse Moskeeën Amsterdam en Omstreken (UMMAO), de Raad van Marokkaanse Moskeeën Utrecht en omstreken (RMMU) en de Federatie Islamitische Organisaties Nederland (FION) bij betrokken. Deze organisaties maakten ook onderdeel uit van de Nederlandse Moslim Raad (NMR). De koepel zegt op zijn site onder meer de positie van moskeeën in Nederland te willen versterken. Ook wil de RMMN een bijdrage leveren aan de emancipatie en integratie (opheffing van achterstandspositie) van Marokkanen in Nederland en aan het beleven van de Marokkaanse cultuur (in de ruimste zin van het woord). Hoe dat vorm moet krijgen blijft - los van kadertraining en netwerkvorming - onduidelijk. Ingezet wordt op goede interne samenwerking en het vervullen van een brugfunctie tussen moskeeën en andere (overheids)instellingen. Hoeveel moskeeën en/of regionale koepels bij de RMMN zijn aangesloten staat niet op hun site. We gaan het hen binnenkort vragen.   

Bij de Marokkaans-islamitische organisaties mag in ieder geval de Jamā'at al-Tablīgh wa'l-Da'wa niet onvernoemd blijven. De zendingsgerichte beweging opereert in Nederland vanuit moskee Arrahman in de Amsterdamse Pijp. Ook hierover later meer.

Surinaams-islamitische organisaties


Het Surinaams-hindoestaans islamitisch organisatorische spectrum valt grofweg uiteen in drie delen. Dominant daarin is de uit India afkomstige soennitische Barelwi-beweging, met de World Islamic Mission (WIM) als belangrijkste (koepel)organisatie in Nederland (70%). Grote roerganger was hun geestelijk leider Shah Ahmad Noorani, die overleed in 2002. Hun voorgangers heten pirs. Ook goed vertegenwoordigt zijn de Ahmadiyya (30% en 7 moskeeën), gedeeltelijk verenigd in de (koepel)organisatie Unie van Lahore Ahmadiyya Organisaties Nederland (ULAMON), een islamitische gemeenschap die via de eerste missionaris Hafiz Qudrat-Ullah in 1947 naar Nederland kwam. De Ahmadiyya-beweging werd gesticht door Mirza Ghulam Ahmad (1835 -1908). De leden van de Ahmadiyya geloven dat hun stichter de mahdi is, die door de profeet Mohammed werd voorspeld. Een deel van hen, de zogenoemde Qadianen, noemt hem ook een profeet, anderen beschouwen hem als hervormer. Ondanks dat onderscheid worden beide stromingen door nagenoeg alle andere moslims beschouwd als kafirs (ongelovigen). Dat heeft wereldwijd geresulteerd in zware vervolgingen van Ahmadi’s en schendingen van hun mensenrechten.

Er zijn ook organsiateis van Javaanse moslims in Nederland, waarvan de Djami’atul Islam Alfatah Nederland (DIAN) en de meer orthodoxe Jama’ah Sahabatul Islam de eerste waren. Over de organisatievorming van Surinaamse moslims binnenkort meer.
 

Overige islamitische organisaties

In april 2016 hebben Nederlandse moslims afgelopen zondag het platform 'Oproep tot Eenheid' gepresenteerd. Doel is gezamenlijk een tegengeluid te laten horen tegen anti-moslimsentimenten en de islamitische identiteit te beschermen. Hizb ut Tahrir is de initiatiefnemer van het nieuwe platform. Verder zijn onder andere Abou Hafs van het platform Bewust Moslim en politicus Arnoud van Doorn (partij van de Eenheid, Den Haag) betrokken. Het gaat om voornamelijk orthodoxe moslims, een kwalificatie die door de initiatiefnemers overigens niet wordt gedeeld. In de woorden van Arnoud van Doorn op facebook: We zijn er voor *alle* moslims. Want er bestaat niet zoiets als "orthodoxe" of "gematigde" moslims. Je bent moslim of je bent het niet.  Meer op Republiek Allochtonië

Binnenkort hier meer over islamitische organisaties van andere etnische groepen en bekeerlingen.

Recent onderzoek​


In de eerder genoemde (literatuur)studie van Thijl Sunier en Nico Landman is ook veel aandacht voor de (organisatie)structuur van de verschillende Turkse koepels. Hoewel er met vertegenwoordigers van al deze koepels is gesproken, geven de onderzoekers zelf aan dat het leeuwendeel van hun publicatie bestaat uit literatuuronderzoek. Na het standaardwerk van Nico Landman 'Van Mat tot Minaret' is er over de instiutionaliering van de islam in Nederland in het algemeen en over islamitische koepelorganisaties in het bijzonder relatief weinig (nieuws) geschreven. Wel verschenen enkele deelstudies van onder meer Sunier (Diyanet), Van Bruinessen (Gülen) en Lindo (Milli Görüs). Canatan wijdde zijn dissertatie aan de Turkse islam (ook in Nederland).

Jacques Waardenburg schreef voor de WRR in 2001 een rapport over de institutionele vormgeving van de islam in Nederland, maar baseerde zich daarbij uitlsluitend op oude bevindingen en literatuur. Datzelfde geldt voor de grotendeels op netwerkanalyses gebaseerde studie 'Islamtische organisaties in Nederland' van Van Heelsum, Fennema en Tillie. Belangrijke toevoeging werd in 2008 geleverd door Timke Visser in 'Doe mij maar een moslim'  een weergave van gesprekken met vertegenwoordigers van de 15 grootste landelijke en regionale islamitische koepelorganisaties in Nederland. Daarnaast bevat het boek een handige bijlage met kenmerken en adresgegevens van bijna 30 islamitische koepelorganisaties in Nederland. Waardevol is verder de scriptie uit 2008 van Karin Neijenhuis over Shi'ieten en hun (koepel)organisaties in Nederland. 

Inmiddels zijn we zeven jaar later en is er een hoop gebeurd. Daarover gaat Polderislam met vertegenwoordigers van landelijke en regionale soenitische en shi'itsche koepels en met afzonderlijke islamitische (vluchtelingen)organisaties in gesprek.


Binnenkort meer verdieping en uitbreiding! 


De informatie op deze site is 'work-in-progress' en wordt geregeld aangevuld en indien nodig gecorrigeerd. Heeft u opmerkingen of aanvullingen, mail deze dan naar info@polderislam.nl
Laatste wijziging: 10 september 2015

Delen:


Gerelateeerde nieuwsberichten: